Beleidskader

Het van oorsprong Griekse woord diaconie betekent: zorg, hulp, dienst. Diaconie beoefenen kan dus uitgelegd worden als jezelf dienstbaar opstellen ten aanzien van mensen in nood. Het Landelijk Pastoraal Overleg van de Katholieke Kerk formuleerde dit in 1987 als volgt:

” Onder diaconie verstaan we allerlei manieren waarop groepen christenen (waaronder parochies) zich solidair betonen met mensen in nood (zowel individueel als in groepsverband), of werken aan het oplossen van maatschappelijke noden “.

Door de eeuwen heen hebben zich vooral religieuzen gewijd aan de zorg voor armen, zieken, gehandicapten en andere zwakkeren in de maatschappij. Een aantal van de zorgtaken en diensten zijn van lieverlee overgenomen door de overheid (de verzorgingsstaat). De overheid doet de laatste jaren een aantal stappen terug. De diaconale opdracht komt daarom de laatste jaren weer nadrukkelijker op de parochies af. Er is een belangrijk verschil tussen diaconie en hulp van overheidswege. Solidariteit stijgt uit boven de hulp, die de lokale overheid op basis van wet en recht biedt. Solidariteit, onderlinge betrokkenheid, bewijst zich in de hulp en zorg die we aan elkaar geven. De caritas gaat uit van de hulp die nodig is, niet van het “recht” dat op die hulp zou bestaan. Het is de plicht van gelovigen die hulp te bieden.

Een belangrijk artikel uit het Algemeen Reglement voor het bestuur van een caritasinstelling in de Nederlandse R.K. Kerkprovincie, artikel 3, lid 1 van het reglement luidt als volgt:

“De caritasinstelling heeft ten doel, de caritas een herkenbare plaats te bieden binnen en vanuit de parochiegemeenschap en een werkzaam instrument voor de caritas in de parochie te zijn. Zij beheert het daarvoor opgebouwde vermogen van de caritasinstelling en zorgt voor het verwerven van middelen, alsook voor de doelmatige aanwending daarvan ten bate van de caritas onder kerkelijk gezag van de bisschop.”